15.02.2015

Sint-Salvatorkathedraal (3)













Laskiaissunnuntain teksti

Zij waren op weg naar Jeruzalem en Jezus liep voorop.
De mensen die met Hem meeliepen, waren verbijsterd en bang (=olivat ymmällään ja peloissaan).
Jezus nam Zijn twaalf discipelen nog even apart.
Hij vertelde hun wat Hem in Jeruzalem te wachten stond.

"Ik zal daar in de handen van de leidende priesters en godsdienstleraars (=lainoppineiden) vallen", zei Hij.
"Zij zullen Mij ter dood veroordelen en uitleveren aan de Romeinen.
Ze zullen Mij bespotten, spugen, geselen (=ruoskivat) en tenslotte vermoorden. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden."

Jakobus en Johannes kwamen naast Hem lopen. "Meester", zeiden zij, "wij willen U iets vragen. U moet iets voor ons doen."
"Wel?" vroeg Jezus, "wat kan Ik voor jullie doen?"

"Mogen wij in Uw Koninkrijk naast U op de troon zitten?" vroegen zij, "de één links en de ander rechts van U?"
Jezus antwoordde: "Je weet niet wat je vraagt! Kunnen jullie de beker (=maljaa) drinken, die Ik moet drinken? Of de vreselijke dingen doorstaan, die Ik moet doorstaan?"
"Ja", zeiden zij.
"Jullie zullen inderdaad uit dezelfde beker drinken als Ik", zei Hij, "en dezelfde vreselijke dingen meemaken.
Maar wie in mijn Koninkrijk naast Mij zullen zitten, maak Ik niet uit. Dat bepaalt God."

Toen de tien andere discipelen hoorden wat Jakobus en Johannes hadden gevraagd, namen zij het hen erg kwalijk (=suuttuivat he heille).
Jezus riep hen bij Zich en zei: "Jullie weten wel dat de mannen die het voor het zeggen  hebben, de bevolking onderdrukken en misbruik maken van hun macht.
Maar onder jullie moet het anders gaan. Wie groot wil zijn, moet jullie dienaar worden.
En wie de voornaamste wil zijn, moet ieders slaaf worden.
Want zelfs Ik, de Mensenzoon, ben niet gekomen om Mij te laten dienen. Nee, Ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losgeld voor velen (=kaikkien puolesta)."

Keine Kommentare:

Kommentar veröffentlichen